Jaarverslag 2015

Doelen

Versterken eigen kracht en het vermogen om zelf het eigen leven te organiseren

Doelstellingen/maatschappelijke effecten

  • Versterken eigen kracht en het vermogen om zelf het eigen leven te organiseren.
  • De kracht van bewoners benutten en hun persoonlijke en gezamenlijke ontwikkeling stimuleren.
  • Bevorderen maatschappelijke participatie en economische zelfredzaamheid
  • Voorkomen en terugdringen overbelasting van mantelzorgers
  • Versterken sociale competenties en burgerschap bij kwetsbare jongeren
  • Inzet van preventie ter voorkoming van zwaardere zorg
  • Versterken sociale samenhang en leefbaarheid  in wijken
  • Mensen kennen elkaar en hebben iets voor elkaar over
  • Mensen voelen zich veilig en prettig in de eigen buurt
  • Mensen durven zo nodig om ondersteuning/hulp te vragen of deze aan te bieden.
  • Mensen hebben minder eenzaamheidsgevoelens

Streefdoel/indicator

  • In de buurten waar in de sociale index 2013 de aspecten participatie en binding onder het Zwolse gemiddelde lagen is sprake van een verbetering van die aspecten in de sociale index 2015
  • Voor de buurten waar in de leefsituatie-index 2013  op het aspect sociale participatie sprake was van een score onder het Zwolse gemiddelde is bij de leefsituatie-index 2015 sprake van verbetering van dit aspect.
  • Voor de buurten waar in de leefbaarheidsindex het aspect woonomgeving (sociaal) onder de stedelijk gemiddelde score ligt is sprake van een verbetering
  • De schaalscore voor maatschappelijke (sociale) participatie van Zwolse inwoners is in 2015 gestegen ten opzichte van het jaar 2013
  • De schaalscore voor sociaal isolement van Zwolse inwoners van 15 jaar en ouder is in het jaar 2015 gedaald ten opzichte van jaar 2013

Nulsituatie

Norm voor 2015

Wat is in 2015 gerealiseerd

34 % van de mantelzorgers voelt zich tamelijk zwaar (26%) tot zwaar overbelast (2%) (2013)

In 2015 willen we ondanks de ingrijpende ontwikkelingen in het sociaal domein minimaal de waarden van 2013 behouden.

In 2016 wordt opnieuw onderzoek gedaan naar overbelasting bij mantelzorgers en de effecten van het gemeentelijk beleid.

Versterken sociale competenties en burgerschap bij jongeren; ontwikkelen weerbaarheid. Aantal bereikte jongeren (dus niet bezoekers) in de drie jongerencentra in 2013 is 1.000.

Idem. Minimaal handhaven van de nulsituatie.

2015: 2.008

Voorkomen schooluitval. Het maximale halen uit de schoolloopbaan, stimuleren van jongeren hun diploma's te halen. Aantal bereikte individuele jongeren in 2013 door middel van ambulant jongerenwerk is 1.537.

Idem. Minimaal handhaven van de nulsituatie.

2015: 1.852

De schaalscore voor maatschappelijke (sociale) participatie van Zwolse inwoners van 15 jaar en ouder is in 2013, 5,0.

De schaalscore voor maatschappelijke (sociale) participatie van Zwolse inwoners is in jaar 2015 gestegen ten opzichte van het jaar 2013.

In 2016 wordt het Buurt voor Buurtonderzoek uitgevoerd. Hierin zijn ook vragen over sociale participatie opgenomen.

De schaalscore voor sociaal isolement van Zwolse inwoners van 15 jaar en ouder is in 2013, 1½.

De schaalscore voor sociaal isolement van Zwolse inwoners van 15 jaar en ouder is in het jaar 2015 gedaald ten opzichte van jaar 2013

In 2016 wordt het Buurt voor Buurtonderzoek uitgevoerd. Hierin zijn ook vragen over sociaal isolement opgenomen.

2013
70% van de inwoners van Zwolle geeft aan zich verantwoordelijk te voelen voor de leefbaarheid in eigen buurt.

Idem. Minimaal handhaven van de nulsituatie.

In 2016 wordt het Buurt voor Buurtonderzoek uitgevoerd. Hierin zijn ook vragen over leefbaarheid opgenomen.

35% van de inwoners van Zwolle geeft aan zich afgelopen jaar actief ingezet te hebben voor verbeteren van de buurt

In 2016 wordt het Buurt voor Buurtonderzoek uitgevoerd. Hierin zijn ook vragen over vrijwillige inzet opgenomen.

30% van de inwoners van Zwolle is actief als vrijwilliger
8% van de ouderen en 3% van mensen tussen de 19 en 65 jaar voelt zich weleens ernstig tot zeer ernstig eenzaam

In 2016 wordt het Buurt voor Buurtonderzoek uitgevoerd. Hierin zijn ook vragen over eenzaamheid opgenomen.

Relaties met andere programma’s

De doelstellingen gericht op het vergroten van de maatschappelijke participatie en zelfredzaamheid hebben een sterke relatie met programma 12.

Het verbeteren of behouden van de gezondheid voor alle Zwollenaren

Doelstellingen/maatschappelijke effecten

Het verbeteren of behouden van de gezondheid voor alle Zwollenaren, het bevorderen van gelijke kansen op gezondheid, het verkleinen van gezondheidsverschillen en het voorkomen van ziekten.

Streefdoelindicator

  • In 2015 daalt het percentage inwoners met overmatig alcoholgebruik naar 10% of lager;
  • In 2015 daalt het percentage inwoners dat rookt, of blijft gelijk;
  • In 2015 stijgt het percentage inwoners met een gezond voedingspatroon.

Nulsituatie

Norm voor 2015

Wat is in 2015 gerealiseerd

In 2009 geldt voor 19-65 jarigen:

  • Het percentage inwoners met overmatig alcoholgebruik is 11%.
  • 22% van de inwoners van Zwolle rookt.
  • 21% van de Zwollenaren ontbijt niet iedere dag, 30% eet twee maal per week vis, 39% eet iedere dag groente en 34% eet iedere dag fruit.

Idem. Minimaal handhaven van de nulsituatie

In 2016 worden deze cijfers gemeten in de GGD monitor volwassenen.

Streefdoel/indicator

Preventief ouderengezondheidsbeleid

  • In 2015 is het percentage ouderen van 80 jaar en ouder die psychisch ongezond zijn gedaald of in ieder geval niet gestegen.
  • In 2015 voldoet minimaal 62% van de ouderen aan de beweegnorm.

Nulsituatie

Norm voor 2015

Wat is in 2015 gerealiseerd

86 % van de ouderen van 80 jaar en ouder is psychisch gezond (ouderenmonitor GGD 2011)

Percentage daalt niet.

In 2016 worden deze cijfers gemeten in de GGD monitor volwassenen.

Inactiviteit neemt sterk toe met de leeftijd. 60 % van de ouderen voldoet aan de beweegnorm. (ouderenmonitor GGD 2011)

Percentage daalt niet.

In 2016 worden deze cijfers gemeten in de GGD monitor volwassenen.

Streefdoel/indicator

Bevorderen van gezond gewicht bij jongeren van 0-19 jaar. De ontwikkeling van het percentage kinderen en jongeren met een gezond gewicht blijft in Zwolle gunstiger verlopen dan de ontwikkeling van het landelijk gemiddelde percentage.

Nulsituatie

Norm voor 2015

Wat is in 2015 gerealiseerd

Jongeren met een gezond gewicht 4 t/m 13 jaar is 79% (bron: ChecKid 2009) en 12 t/m 23 jaar 75% (bron: Jongerenmonitor 2010).

Minimaal handhaven van de nulsituatie

In 2015 is de jongerenmonitor uitgevoerd, de cijfers komen in 2016 beschikbaar

Streefdoel/indicator

Afname alcoholgebruik onder jongeren. Jongeren beginnen later met het drinken van alcohol, drinken minder vaak en minder vaak grote hoeveelheden.

  • In 2015 is de groep jongeren van 12-15 die alcohol drinkt maximaal 12%
  • In 2015 is de omvang van de groep 16-23 jaren die alcohol drinkt maximaal 80%.
  • In 2015 is de gemiddelde leeftijd waarop wordt begonnen met drinken gestegen naar 15,5 jaar of ouder.
  • In 2015 is de groep 12-24 jarigen die regelmatig grote hoeveelheden drinkt maximaal 15%
  • In 2015 is het percentage ouders dat het goed vindt of er niets van zegt dat hun kind drinkt maximaal 27%.

Nulsituatie

Norm voor 2015

Wat is in 2015 gerealiseerd

Omvang van de groep 12-15 jarigen die alcohol drinkt is 14% (2011).

12%

In 2015 is de jongerenmonitor uitgevoerd, de cijfers komen in juni 2016 beschikbaar.

Omvang van de groep 16-23 jarigen die alcohol drinkt is 88% (2011).

80%

Gemiddelde startleeftijd waarop voor het eerst alcohol wordt gedronken is 14,7 jaar (2011).

15,5 jaar

Omvang van de groep 12-24 jarigen die regelmatig grote hoeveelheden drinkt is 17% (2011).

15%

Percentage ouders dat het goed vindt of er niets van zegt dat hun kind drinkt: 30% (2011)

27%

Streefdoel/indicator

Er is een sport- en beweegaanbod voor inwoners van Zwolle, met of zonder beperking en ongeacht de leeftijd.
Zwolse inwoners bewegen meer

  • Maximaal 8% van de kinderen van 0-12 jaar is inactief of matig actief in 2014;
  • in 2015 voldoet minimaal 66% van de 12-15 jarigen aan de beweegnorm;
  • In 2015 voldoet minimaal 60% van de volwassenen aan de beweegnorm;
  • Op 18 scholen kunnen kinderen binnen en buiten schooltijd sporten.

Nulsituatie

Norm voor 2015

Wat is in 2015 gerealiseerd

10% (2010) van de kinderen van 0-12 jaar is inactief of matig actief.

Maximaal 8%

In 2015 is de jongerenmonitor uitgevoerd, gegevens komen in juni 2016 beschikbaar.

66% (2011) van de 12-15 jarigen voldoet aan de beweegnorm.

Minimaal handhaven van de nulsituatie

In 2015 is de jongerenmonitor uitgevoerd, gegevens komen in juni 2016 beschikbaar.

In 2009 voldoet 59% van de volwassenen aan de beweegnorm

Minimaal handhaven van de nulsituatie

De volwassenmonitor wordt in 2016 uitgevoerd.

Er zijn 17 scholen (2012) waar de jeugd binnen en buiten schooltijd dagelijks kan sporten.

18

In 2015 is er bij 16 scholen en op 10 andere locaties aanbod gerealiseerd vanuit SSZ.. De inzet van de buurtsportcoaches is inmiddels minder gericht op eigen aanbod en meer gericht op het toeleiden van activiteiten en kinderen naar structurele voorzieningen als sportverenigingen.

Toelichting
Ten aanzien van preventief ouderengezondheidsbeleid wordt in 2014 geanalyseerd in hoeverre het preventieaanbod en de basiszorg beantwoorden aan de maatschappelijke opgave in de wijk.
Relaties met andere programma’s

Jeugd en alcohol heeft een relatie met het verslavingsbeleid alsmede toezicht en handhaving. Dit onderwerp wordt echter primair vanuit het gezondheidsbeleid vorm gegeven. Bevorderen van bewegen heeft een relatie met programma 10.

Het versterken van het opvoedklimaat in gezinnen, wijken, scholen, kinderopvang en peuterspeelzalen

Doelstellingen/maatschappelijke effecten

Het versterken van het opvoedklimaat in gezinnen, wijken, scholen, kinderopvang en peuterspeelzalen.
Het ondersteunen van ouders bij de opvoeding, opdat zij in staat zijn hun verantwoordelijkheid te dragen voor de opvoeding en het opgroeien van jeugdigen (Jeugdwet art. 2.1)

Streefdoel/indicator

Iedere peuter kan een voorschoolse voorziening (kinderopvang en/of peuterspeelzaal) bezoeken, waardoor een goede start op de basisschool wordt ondersteund. Gemiddelde bezetting peuterspeelzalen: 88% - 95%

Nulsituatie

Norm voor 2015

Wat is in 2015 gerealiseerd

Gemiddelde bezetting peuterspeelzalen 2013: 94,84%

Tussen 88% en 95%

2015: gemiddeld: 90,8%.
De daling ten opzichte van 2014 heeft twee belangrijke redenen:

  • Ouders die weer werk hebben gekregen zijn weer gebruik gaan maken van kinderdagopvang.
  • In 2015 zijn enkele speelzalen ook weer op de middag open gegaan. Een middag is weinig gewenst door ouders en dus dit trekt het bezettingspercentage  naar beneden.

Gebruik voorschoolse voorziening (kindermonitor 2013):

  • kinderopvang 51%
  • peuterspeelzaal 13%

Idem. De kindermonitor komt 4-jaarlijks uit.

De volgende kindermonitor wordt in 2017 gehouden.

% kinderen dat vanwege geldgebrek geen voorschoolse voorziening bezoekt (kindermonitor 2013): 8%

Idem. De kindermonitor komt 4-jaarlijks uit.

De volgende kindermonitor wordt in 2017 gehouden.

Streefdoel/indicator

De kwaliteit van peuterspeelzalen en kinderopvanglocaties is gewaarborgd door jaarlijks de wettelijke controles door de GGD te laten uitvoeren en waar nodig handhavend op te treden.

Nulsituatie

Norm voor 2015

Wat is in 2015 gerealiseerd

2011: naleving na 1ste controle: 42,5%

76% van de kinderdagopvang, buitenschoolse opvang en peuterspeelzalen voldeed bij 1e controle aan de kwaliteitseisen

Streefdoel/indicator

Kinderen en hun ouders ondersteunen bij opvoed- en opgroei problemen.

Nulsituatie

Norm voor 2015

Wat is in 2015 gerealiseerd

Kindermonitor 2013
Normale psychosociale gezondheid (0-12 jaar): 84%
Afgelopen 3 maanden gepest ( 0-12 jaar): 35%

Idem. De kindermonitor komt 4-jaarlijks uit.

De volgende kindermonitor wordt in 2017 gehouden.

Ouder: mijn kind kan voor zichzelf op komen (0-12 jaar): 93%
Ouder heeft zich het afgelopen jaar zodanig zorgen gemaakt over de opvoeding dat er behoefte was aan deskundige hulp (0-12 jaar): 29%

Toelichting

De gemeente was in 2015 voor het eerste jaar verantwoordelijk voor alle jeugdhulp. Doel is onder andere om door een integrale aanpak van jeugdhulp onnodig beroep op zwaardere vormen van jeugdhulp (zie programma 13) te voorkomen door te investeren in preventie en versterking van het opvoedklimaat in onder andere gezinnen, in verenigingen en in scholen en voorschoolse voorzieningen, door optimaal gebruik te maken van de kracht van jeugdigen en gezinnen zelf en hun bredere sociale netwerk en door tijdige hulp op maat (zie ook programma 12). Daarmee is een maatschappelijk belang gediend - zoveel mogelijk kinderen kunnen in hun eigen leefomgeving en gezin opgroeien -, maar ook een financieel belang - hoe zwaarder de benodigde hulp, hoe duurder. In het Regionaal Transitie Arrangement Jeugdzorg hebben gemeenten daarom afgesproken om in 2015 en 2016 een deel van jeugdhulp budget te gebruiken om een positief opvoedklimaat, preventie te versterken en in te zetten op het zo vroeg mogelijk onderkennen en aanpakken van problemen bij opgroeien en opvoeden. In 2015 zijn we gestart met een aantal pilots op het gebied van preventie jeugd en hebben we gericht extra geïnvesteerd in onder meer schoolmaatschappelijk werk in primair en voortgezet onderwijs. Daarnaast hebben we geïnvesteerd in een innovatietraject jeugdhulp.

Relatie met andere programma's

Bij het jeugdzorg ligt er met name een relatie met de programma’s 12 en 13.