Doelen
Doelstellingen/maatschappelijke effecten | ||
---|---|---|
| ||
Streefdoel/indicator | ||
| ||
Nulsituatie | Norm voor 2015 | Wat is in 2015 gerealiseerd |
34 % van de mantelzorgers voelt zich tamelijk zwaar (26%) tot zwaar overbelast (2%) (2013) | In 2015 willen we ondanks de ingrijpende ontwikkelingen in het sociaal domein minimaal de waarden van 2013 behouden. | In 2016 wordt opnieuw onderzoek gedaan naar overbelasting bij mantelzorgers en de effecten van het gemeentelijk beleid. |
Versterken sociale competenties en burgerschap bij jongeren; ontwikkelen weerbaarheid. Aantal bereikte jongeren (dus niet bezoekers) in de drie jongerencentra in 2013 is 1.000. | Idem. Minimaal handhaven van de nulsituatie. | 2015: 2.008 |
Voorkomen schooluitval. Het maximale halen uit de schoolloopbaan, stimuleren van jongeren hun diploma's te halen. Aantal bereikte individuele jongeren in 2013 door middel van ambulant jongerenwerk is 1.537. | Idem. Minimaal handhaven van de nulsituatie. | 2015: 1.852 |
De schaalscore voor maatschappelijke (sociale) participatie van Zwolse inwoners van 15 jaar en ouder is in 2013, 5,0. | De schaalscore voor maatschappelijke (sociale) participatie van Zwolse inwoners is in jaar 2015 gestegen ten opzichte van het jaar 2013. | In 2016 wordt het Buurt voor Buurtonderzoek uitgevoerd. Hierin zijn ook vragen over sociale participatie opgenomen. |
De schaalscore voor sociaal isolement van Zwolse inwoners van 15 jaar en ouder is in 2013, 1½. | De schaalscore voor sociaal isolement van Zwolse inwoners van 15 jaar en ouder is in het jaar 2015 gedaald ten opzichte van jaar 2013 | In 2016 wordt het Buurt voor Buurtonderzoek uitgevoerd. Hierin zijn ook vragen over sociaal isolement opgenomen. |
2013 | Idem. Minimaal handhaven van de nulsituatie. | In 2016 wordt het Buurt voor Buurtonderzoek uitgevoerd. Hierin zijn ook vragen over leefbaarheid opgenomen. |
35% van de inwoners van Zwolle geeft aan zich afgelopen jaar actief ingezet te hebben voor verbeteren van de buurt | In 2016 wordt het Buurt voor Buurtonderzoek uitgevoerd. Hierin zijn ook vragen over vrijwillige inzet opgenomen. | |
30% van de inwoners van Zwolle is actief als vrijwilliger | In 2016 wordt het Buurt voor Buurtonderzoek uitgevoerd. Hierin zijn ook vragen over eenzaamheid opgenomen. |
Relaties met andere programma’s
De doelstellingen gericht op het vergroten van de maatschappelijke participatie en zelfredzaamheid hebben een sterke relatie met programma 12.
Doelstellingen/maatschappelijke effecten | ||
---|---|---|
Het verbeteren of behouden van de gezondheid voor alle Zwollenaren, het bevorderen van gelijke kansen op gezondheid, het verkleinen van gezondheidsverschillen en het voorkomen van ziekten. | ||
Streefdoelindicator | ||
| ||
Nulsituatie | Norm voor 2015 | Wat is in 2015 gerealiseerd |
In 2009 geldt voor 19-65 jarigen:
| Idem. Minimaal handhaven van de nulsituatie | In 2016 worden deze cijfers gemeten in de GGD monitor volwassenen. |
Streefdoel/indicator | ||
Preventief ouderengezondheidsbeleid
| ||
Nulsituatie | Norm voor 2015 | Wat is in 2015 gerealiseerd |
86 % van de ouderen van 80 jaar en ouder is psychisch gezond (ouderenmonitor GGD 2011) | Percentage daalt niet. | In 2016 worden deze cijfers gemeten in de GGD monitor volwassenen. |
Inactiviteit neemt sterk toe met de leeftijd. 60 % van de ouderen voldoet aan de beweegnorm. (ouderenmonitor GGD 2011) | Percentage daalt niet. | In 2016 worden deze cijfers gemeten in de GGD monitor volwassenen. |
Streefdoel/indicator | ||
Bevorderen van gezond gewicht bij jongeren van 0-19 jaar. De ontwikkeling van het percentage kinderen en jongeren met een gezond gewicht blijft in Zwolle gunstiger verlopen dan de ontwikkeling van het landelijk gemiddelde percentage. | ||
Nulsituatie | Norm voor 2015 | Wat is in 2015 gerealiseerd |
Jongeren met een gezond gewicht 4 t/m 13 jaar is 79% (bron: ChecKid 2009) en 12 t/m 23 jaar 75% (bron: Jongerenmonitor 2010). | Minimaal handhaven van de nulsituatie | In 2015 is de jongerenmonitor uitgevoerd, de cijfers komen in 2016 beschikbaar |
Streefdoel/indicator | ||
Afname alcoholgebruik onder jongeren. Jongeren beginnen later met het drinken van alcohol, drinken minder vaak en minder vaak grote hoeveelheden.
| ||
Nulsituatie | Norm voor 2015 | Wat is in 2015 gerealiseerd |
Omvang van de groep 12-15 jarigen die alcohol drinkt is 14% (2011). | 12% | In 2015 is de jongerenmonitor uitgevoerd, de cijfers komen in juni 2016 beschikbaar. |
Omvang van de groep 16-23 jarigen die alcohol drinkt is 88% (2011). | 80% | |
Gemiddelde startleeftijd waarop voor het eerst alcohol wordt gedronken is 14,7 jaar (2011). | 15,5 jaar | |
Omvang van de groep 12-24 jarigen die regelmatig grote hoeveelheden drinkt is 17% (2011). | 15% | |
Percentage ouders dat het goed vindt of er niets van zegt dat hun kind drinkt: 30% (2011) | 27% | |
Streefdoel/indicator | ||
Er is een sport- en beweegaanbod voor inwoners van Zwolle, met of zonder beperking en ongeacht de leeftijd.
| ||
Nulsituatie | Norm voor 2015 | Wat is in 2015 gerealiseerd |
10% (2010) van de kinderen van 0-12 jaar is inactief of matig actief. | Maximaal 8% | In 2015 is de jongerenmonitor uitgevoerd, gegevens komen in juni 2016 beschikbaar. |
66% (2011) van de 12-15 jarigen voldoet aan de beweegnorm. | Minimaal handhaven van de nulsituatie | In 2015 is de jongerenmonitor uitgevoerd, gegevens komen in juni 2016 beschikbaar. |
In 2009 voldoet 59% van de volwassenen aan de beweegnorm | Minimaal handhaven van de nulsituatie | De volwassenmonitor wordt in 2016 uitgevoerd. |
Er zijn 17 scholen (2012) waar de jeugd binnen en buiten schooltijd dagelijks kan sporten. | 18 | In 2015 is er bij 16 scholen en op 10 andere locaties aanbod gerealiseerd vanuit SSZ.. De inzet van de buurtsportcoaches is inmiddels minder gericht op eigen aanbod en meer gericht op het toeleiden van activiteiten en kinderen naar structurele voorzieningen als sportverenigingen. |
Toelichting
Ten aanzien van preventief ouderengezondheidsbeleid wordt in 2014 geanalyseerd in hoeverre het preventieaanbod en de basiszorg beantwoorden aan de maatschappelijke opgave in de wijk.
Relaties met andere programma’s
Jeugd en alcohol heeft een relatie met het verslavingsbeleid alsmede toezicht en handhaving. Dit onderwerp wordt echter primair vanuit het gezondheidsbeleid vorm gegeven. Bevorderen van bewegen heeft een relatie met programma 10.
Doelstellingen/maatschappelijke effecten | ||
---|---|---|
Het versterken van het opvoedklimaat in gezinnen, wijken, scholen, kinderopvang en peuterspeelzalen. | ||
Streefdoel/indicator | ||
Iedere peuter kan een voorschoolse voorziening (kinderopvang en/of peuterspeelzaal) bezoeken, waardoor een goede start op de basisschool wordt ondersteund. Gemiddelde bezetting peuterspeelzalen: 88% - 95% | ||
Nulsituatie | Norm voor 2015 | Wat is in 2015 gerealiseerd |
Gemiddelde bezetting peuterspeelzalen 2013: 94,84% | Tussen 88% en 95% | 2015: gemiddeld: 90,8%.
|
Gebruik voorschoolse voorziening (kindermonitor 2013):
| Idem. De kindermonitor komt 4-jaarlijks uit. | De volgende kindermonitor wordt in 2017 gehouden. |
% kinderen dat vanwege geldgebrek geen voorschoolse voorziening bezoekt (kindermonitor 2013): 8% | Idem. De kindermonitor komt 4-jaarlijks uit. | De volgende kindermonitor wordt in 2017 gehouden. |
Streefdoel/indicator | ||
De kwaliteit van peuterspeelzalen en kinderopvanglocaties is gewaarborgd door jaarlijks de wettelijke controles door de GGD te laten uitvoeren en waar nodig handhavend op te treden. | ||
Nulsituatie | Norm voor 2015 | Wat is in 2015 gerealiseerd |
2011: naleving na 1ste controle: 42,5% | 76% van de kinderdagopvang, buitenschoolse opvang en peuterspeelzalen voldeed bij 1e controle aan de kwaliteitseisen | |
Streefdoel/indicator | ||
Kinderen en hun ouders ondersteunen bij opvoed- en opgroei problemen. | ||
Nulsituatie | Norm voor 2015 | Wat is in 2015 gerealiseerd |
Kindermonitor 2013 | Idem. De kindermonitor komt 4-jaarlijks uit. | De volgende kindermonitor wordt in 2017 gehouden. |
Ouder: mijn kind kan voor zichzelf op komen (0-12 jaar): 93% |
Toelichting
De gemeente was in 2015 voor het eerste jaar verantwoordelijk voor alle jeugdhulp. Doel is onder andere om door een integrale aanpak van jeugdhulp onnodig beroep op zwaardere vormen van jeugdhulp (zie programma 13) te voorkomen door te investeren in preventie en versterking van het opvoedklimaat in onder andere gezinnen, in verenigingen en in scholen en voorschoolse voorzieningen, door optimaal gebruik te maken van de kracht van jeugdigen en gezinnen zelf en hun bredere sociale netwerk en door tijdige hulp op maat (zie ook programma 12). Daarmee is een maatschappelijk belang gediend - zoveel mogelijk kinderen kunnen in hun eigen leefomgeving en gezin opgroeien -, maar ook een financieel belang - hoe zwaarder de benodigde hulp, hoe duurder. In het Regionaal Transitie Arrangement Jeugdzorg hebben gemeenten daarom afgesproken om in 2015 en 2016 een deel van jeugdhulp budget te gebruiken om een positief opvoedklimaat, preventie te versterken en in te zetten op het zo vroeg mogelijk onderkennen en aanpakken van problemen bij opgroeien en opvoeden. In 2015 zijn we gestart met een aantal pilots op het gebied van preventie jeugd en hebben we gericht extra geïnvesteerd in onder meer schoolmaatschappelijk werk in primair en voortgezet onderwijs. Daarnaast hebben we geïnvesteerd in een innovatietraject jeugdhulp.
Relatie met andere programma's
Bij het jeugdzorg ligt er met name een relatie met de programma’s 12 en 13.